Het amuzikaalste koor van Nederland
Elk jaar met kerst denkt cabaretier en woordkunstenaar KEES TORN met lichte tegenzin terug aan de tijd dat hij verplicht moest opdraven in de Gereformeerde Gemeente in Maassluis.
‘Extra boffen is het als je lid bent van de kerk’
Uiteraard verheugen we ons bij de naderende feestdagen op het samen met familie, desnoods bij onze schoonouders, fonduen of gourmetten; op de geur van naaldbomen in huis; op de gezellige drukte in de supermarkt, waar gezellige muziek uit het plafond klinkt; de lampjes overal, het door ooms gezoend worden onder de maretak. Lang van tevoren hunkeren we naar de overdaad van sfeervolle films op televisie, de versierde etalages, de guirlandes vol gloeilampen en sterren in de winkelstraten.
Extra boffen is het als je lid bent van de kerk en mee mag doen met de kerstviering, in het kinderkoor. Helemáál gezegend ben je als je lid bent van de Nederlands Gereformeerde Gemeente in Maassluis en de enige bent die piano kan spelen. Dan mag je wekenlang repeteren met de kleintjes, zoals ieder jaar opzwepende liederen als Nu zijt wellekome, Er is een kindeke geboren op aard’, De herdertjes lagen bij nachte, Gloria in Excelcis Deo, Komt allen tezamen, Stille nacht, Ere zij God, Kom, verwondert u hier, mensen, Midden in de winternacht, Hoor, de eng’len zingen d’eer, ’t Is geboren, het godd’lijk kind, Nu daagt het in het oosten, Alles wat adem heeft, Kling klokje, klingelingeling, en alle meisjes met een dwarsfluit fluiten mee. Andere kinderen krijgen een klokkenspel.
‘De urenlange repetities die in november begonnen haalden niets uit’
Hopelijk is het nu niet meer zo, maar in mijn tijd, pakweg de jaren tachtig, was in het hele land geen kerkgemeenschap amuzikaler. De Nederlands Gereformeerde Gemeente in Maassluis was er in protestantse kringen berucht om. Waarschijnlijk daarbuiten ook. Elke zondag was het gehuil, vals gesnerp en toonloos gebrom schrikbarend. Er was dan ook geen beginnen aan om een dominee te beroepen en de meeste gastpredikanten zag je nooit meer terug. Met Kerstmis was het nog erger omdat dan de kindertjes, die normaal tijdens de dienst werden opgeborgen in een geluidsdichte crêche, mee mochten piepen.
De urenlange repetities, die in november begonnen, haalden niets uit. Vanaf mijn twaalfde tot ongeveer mijn twintigste heb ik het volgehouden, tot ik het niet meer opbracht en me zorgen maakte over de onchristelijke gevoelens en profane gedachten die zich van mij meester maakten. Van enig welbehagen was geen sprake. Bij niemand, trouwens. Het ging er altijd volstrekt vreugdeloos aan toe.
‘Is koriander zoiets als basilicum’
Thuis probeerde mijn moeder er op haar manier iets van te maken met in blokken oase geprikte dode takken of ander tuinafval, een plastic boompje waarin aan een vooroorlogs snoer, net als echte kaarsen, de kerstlampjes ook echt walmden. Op de eettafel spreidde ze een te groot stuk kreukelig plastic folie uit, bedrukt met kerstmotieven, dat tot op de vloer hing. Daarop kwam het fonduestel te staan. Als mijn zus, mijn twee broertjes en ik wat inschikten, kon mijn oma er ook nog wel bij. Er waren namelijk zes fonduevorken. Bewoog je, trok je het tafelzeil naar je toe en kwam het wankele rechaud met medeneming van de pan gloeiendhete olie (180°C, wist ik) uitslaande spiritusbrander op je af. En alsof ik al niet panisch genoeg was, stak mijn oma haar vork met de eerste smeulende sintel direct in haar mond. Voor haar, geboren in 1910, was dit rare ritueel nieuw.
Tegen het eind van het vorige millennium wilde mijn geliefde mijn moeder verwennen met een kerstdiner. Van huis uit zijn wij geen van allen avontuurlijke eters. Maar nu moest het iets bijzonders worden en ik moest de supermarkt in met een boodschappenlijstje. Daarop stonden voor mij exotische ingrediënten als pijnboompitten, worcestersaus, koriander, komijnzaad en kikkererwten. Wist ik veel waar je pijnboompitten haalt? Hoe worcestersaus wordt verpakt? In blik? In een flesje? In een emmertje? In een potje? Als poeder in een zakje? In een tube of een knijpfles? Was anders barbecuesaus ook goed? Of whiskysaus, roomsaus, zigeunersaus, Italiaanse, bourgondische, of Creoolse saus? Is koriander zoiets als basilicum en kun je het vers krijgen? Ligt het komijnzaad bij de kaas of bij de kikkererwten? En zijn dat eigenlijk groenten? Erwten trof ik al eens aan in glazen potten, ook wel in blikken.
Het bleek uiteindelijk te gaan om een plastic zak gedroogde korrels, die zich tijdens de bereiding van de maaltijd ontpopten als spliterwten, omdat ik de verkeerde zak gedroogde korrels had gepakt. ‘Gedroogde korrels zijn gedroogde korrels en of ze nou in zakken zitten of niet, voor mij is het één pot nat,’ mopperde ik. Mijn schattebout, die beleefd schaterde, paste eenvoudig het recept aan en mijn moeder heeft lekker niets gemerkt. Achteraf kun je er natuurlijk best om lachen. Zesentwintig jaar later.
Fijne feestdagen, of anders: sterkte!
Tekst Kees Torn illustratie Erik Varekamp