De hoge noten van George Michael doen mijn takken trillen

Bij wijze van gedachte-experiment kruipt cabaretier ANNE NEUTEBOOM in de huid van een adoptie­kerstboom.

November. Ergens in de verte gaat een haperende bouwradio aan. Een specht vliegt op en landt op een van mijn met rijp bedekte takken. Ik schrik, ze zijn er weer. Het zijn de mensen met de Human Nature-laarzen en de Gardena-scheppen die me weer te ruw uit gaan graven en in een te krappe pot gaan proppen. Zodat ik door hun stichting voor asielkerstbomen weer wekenlang kan worden verhuurd en ergens in een vreemd huis terechtkom. Waar ze vervolgens allemaal glinsterende en knipperende troep aan mijn slappe takjes gaan hangen, waar ik pijn van krijg in mijn lage stam en hallucinerend van ga dromen. En waar ze gaan klagen dat ik aan de bovenkant zo kaal ben, terwijl ze zelf ook heel vaak kaal zijn aan de bovenkant. En ik scalpeer hen toch ook niet om een piek over hun hoofd te trekken?


‘Komen ze al dichterbij, specht?’ piep ik. ‘Weet ik niet,’ antwoordt hij afwezig omdat-ie verderop een opwindend stuk bast denkt te zien. ‘Vlieg er dan even heen,’ dring ik aan. ‘Moet dat?’ vraagt de specht op de toon van een puber die voor het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming naar het theater moet.
‘Luister kleine drilboor, je hebt geen idee hoe het is om naar de mensen te worden gestuurd.’
‘Ik weet heus wel wat de mensen doen. Jij hebt nog geluk. Verderop ligt een kweekbos, daar hakken ze je gewoon bij de stam af en laten je in drie weken een langzame dood sterven.’
‘Je liegt.’
‘En weet je wat ze doen om het laatste zetje te geven?’
‘Zachte sedatie met morfine?’
‘Op de brandstapel met oud en nieuw.’

‘Nordie?’ klinkt het in m’n wortels. Het is de fijnspar naast me.

Plotseling klinkt de synthesizer van Last Christmas dichterbij. Een tweede radio is aangegaan en de hoge noten van George Michael doen mijn takken rillen. Ik voel m’n wortels samentrekken. Ik wil niet aan vorig jaar denken. Ik wil nooit meer aan vorig jaar denken. De scheuten zijn nog fris en groen op de plekken waar ik gesnoeid moest worden. O moeder aarde, sta me bij!
‘Nordie?’ klinkt het in m’n wortels. Het is de fijnspar naast me. ‘Ik voel m’n naalden niet meer van de stress,’ jammert hij. ‘Gaat dit nu ieder jaar gebeuren?’ vraagt de jongeling. ‘Vorig jaar werd ik ineens uitgegraven en naar een gezin gebracht dat me dag en nacht voor een loeiende verwarming liet staan. Dag en nacht, Nordie!’
‘Zonder water?’

‘Soms gooiden ze een kopje thee leeg in m’n kluit. Ze hadden het te druk met ruzie maken. De sfeer was niet te harden. Ik was al bijna helemaal kaal toen het gebeurde in de nacht van tweede kerstdag… De ene vader stond apathisch m’n bruine takjes kapot te pulken. De andere siste dat iedereen hem in de steek liet. Dat zijn man hem had moeten verdedigen tegenover zijn moeder. Die vrouw had tijdens het diner een klassieke schoonmoeder­aanval over het familieweekend ingezet. Dat was de druppel.’
‘En toen?’
‘Scheiden. De volgende dag smeet hij me huilend in de Opel Zafira, snikte: jij zal niet in de steek gelaten worden, en bracht me weer hier.’


‘Dat is nog niks,’ bromt de bejaarde blauwspar aan de andere kant ineens. ‘Ik heb alles gezien, jongen.’ De gehavende boom jaagt vermoeid twee kwetterende mezen uit z’n kruin en begint rochelend te orakelen.
‘Ik ben overal binnen geweest. Bij te arme mensen, te rijke mensen, verwarde, rouwende en ruziënde mensen, gebroken gezinnen, getraumatiseerde families, eenzame veertigjarige maagden met een kaketoe en een magnetron­maaltijd op schoot, overspannen en depressieve mensen.

Ze zijn allemaal niet echt gelukkig met kerst. Dat is ook niet waarom ze het vieren. Ze doen het omdat iedereen het doet. Omdat je er niet onderuit kunt, want dan ben je raar. Het is net als dat ze trouwen. Wie echt van elkaar houdt heeft geen peperduur feest met draaiboeken en regels nodig om dat tegen elkaar te zeggen. Maar ze klampen zich vast aan een uit de kluiten gewassen traditie. Om grip te houden. Om hun angsten toe te dekken. Ze zijn eigenlijk heel zielig.’

‘Die fijnspar en die grote blauwspar gaan mee, de nordmann mag hier blijven’

Dan staan ze daar ineens. Een paar Human Nature-laarzen en een Gardena-schep. Ik grijp de fijnspar en de blauwspar vast met mijn wortels. Ook de specht is terug. ‘Uh, de mensen zijn er.’ Ze kijken wat in het rond en besluiten dan ‘die fijnspar en die grote blauwspar gaan mee, de nordmann mag hier blijven, die is vorig jaar door een gestresste puber in een pleeggezin omver getrokken en half in de openhaard gevallen, die ziet er niet uit.’ Opgelucht laat ik een traan en fluister tegen mezelf: ‘vrolijk kerstfeest jongen… vrolijk kerstfeest…’ 

Tekst Anne Neuteboom Illustratie Erik VArekamp